Wetsvoorstel Wet Arbeidsmarkt in balans

Vandaag heeft minister De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Koolmees het wetsvoorstel Wet Arbeidsmarkt in balans naar de tweede kamer gestuurd. Doel van de Wab is "de balans tussen vaste en flexibele arbeidsovereenkomsten te verbeteren". Verbeteren betekent in de visie van de minister minder flexibele arbeid ten gunste van vaste banen.

De maatregelen uit het wetsvoorstel moeten “de kosten- en risicoverschillen tussen contractvormen verminderen, zodat flexibel werk wordt gebruikt waar de aard van het werk daarom vraagt en niet alleen omdat het een kostenvoordeel oplevert”.

Het aandeel van de beroepsbevolking met een vast contract is in de afgelopen twee decennia structureel gedaald. Eén op de drie werkenden heeft geen vaste baan en dat is een doorn in het oog van het kabinet. Naar onze mening wordt een groot deel van de beroepsbevolking daarmee ten onrechte in het verdomhoekje geduwd. Kwetsbare groepen die buiten hun wens geen vast contract kunnen krijgen, zouden inderdaad beschermd cq. geholpen moeten worden. Maar voor een groot deel van de flexibele werkers geldt dat zij nou juist floreren bij de vrijheid die flexibiliteit met zich meebrengt en ondernemerschap omarmen.

Omvang flexibele schil als percentage van de werkzame beroepsbevolking

De maatregelen van de Wab in het kort:
  • Ontslag wordt ook mogelijk als er sprake is van een optelsom van omstandigheden, de zogenaamde cumulatiegrond. Nu moet de werkgever aan een van de acht ontslaggronden volledig voldoen. Deze nieuwe negende grond geeft de rechter de mogelijkheid omstandigheden te combineren. De werknemer kan maximaal een halve transitievergoeding extra krijgen (bovenop de transitievergoeding), wanneer de cumulatiegrond gebruikt wordt voor het ontslag.
  • Werknemers krijgen vanaf de eerste dag recht op een transitievergoeding (ontslagvergoeding), ook tijdens de proeftijd. Nu geldt dit pas vanaf een dienstverband vanaf twee jaar.
  • De opbouw van de transitievergoeding wordt verlaagd bij lange dienstverbanden. Dit wordt voor iedereen een derde maandsalaris per gewerkt jaar.
  • De WW-premie wordt voor werkgevers voordeliger als ze een werknemer een vaste baan aanbieden in plaats van een tijdelijk contract. Nu is de hoogte van de WW-premie afhankelijk van de sector waar een bedrijf actief in is.
  • Er komt een regeling voor kleine werkgevers om de transitievergoeding te compenseren als ze hun bedrijf moeten beëindigen wegens pensionering of ziekte.
  • Verlenging van de proeftijd voor werkenden die meteen een vaste contract krijgen, van twee maanden naar vijf maanden.
  • De opeenvolging van tijdelijke contracten, de zgn. ketenbepaling, wordt verruimd. Nu is het mogelijk om aansluitend drie tijdelijke contracten in twee jaar te aan te gaan. Dit wordt drie jaar.
  • Ook wordt het mogelijk om de pauze tussen een keten tijdelijke contracten per cao te verkorten van zes naar drie maanden als er sprake is van terugkerend tijdelijk werk dat maximaal negen maanden per jaar kan worden gedaan.
  • Daarnaast komt er een uitzondering op de ketenregeling voor invalkrachten in het primair onderwijs die invallen wegens ziekte.
  • Werknemers die op payrollbasis werken, krijgen minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als de werknemers die in dienst zijn bij de opdrachtgever. Ook krijgen ze recht op een adequaat pensioen. De definitie van de uitzendovereenkomst wordt niet gewijzigd.
  • Er worden maatregelen genomen om verplichte permanente beschikbaarheid van oproepkrachten te voorkomen. Zo moet een werknemer minstens vier dagen van tevoren worden opgeroepen door de werkgever. Ook houden oproepkrachten recht op loon als het werk minder dan vier dagen van tevoren wordt afgezegd. De termijn van vier dagen kan bij cao worden verkort tot één dag.

De ene maatregel pakt voor zzp’ers gunstig uit (in vergelijking met andere flex-vormen en vaste arbeid) terwijl de andere negatieve gevolgen zal hebben.

Gepubliceerd op: 07-11-2018